-
1 Priorität
-
2 Spike
-
3 Umtrieb
Umtrieb〈m.〉1 〈 steeds meervoud〉(geheime, clandestiene) activiteiten ⇒ gestook, machinaties, intriges -
4 Schelle
-
5 Wert
〈m.; Wert(e)s, Werte〉♦voorbeelden:im Wert(e) von • ter waarde vaneiner Sache großen Wert beimessen • aan iets veel waarde hechten〈 informeel〉 das hat doch keinen Wert! • dat heeft toch geen zin!Wert auf eine Sache legen • waarde aan iets hechten, iets op prijs stellendas ist ohne jeden Wert für mich • dat heeft voor mij geen enkele waarde, betekenis -
6 Anstalt
Anstalt〈v.; Anstalt, Anstalten〉1 instelling ⇒ inrichting, instituut♦voorbeelden:eine öffentliche Anstalt • een openbare instelling -
7 Arbeitspapier
-
8 Bettfeder
-
9 Bewohner
-
10 Beziehung
Beziehung〈v.; Beziehung, Beziehungen〉1 betrekking ⇒ relatie, verhouding4 houding, instelling♦voorbeelden:1 in, mit Beziehung auf die Zukunft • m.b.t. de toekomst3 in gewisser, keiner Beziehung • in zeker, geen enkel opzicht -
11 Gehölz
-
12 Geschwister
Geschwister〈o.; Geschwisters, Geschwister〉 〈 steeds meervoud〉 -
13 Geschwisterkind
Geschwisterkind〈o.〉 〈verouderd; nog regionaal〉 -
14 Produktionsmittel
-
15 Reichtum
-
16 Rücksicht
Rücksicht〈v.〉4 zicht achteruit, naar achteren♦voorbeelden:aus, in Rücksicht auf seine Lage • met het oog op zijn situatie -
17 Sache
Sache〈v.; Sache, Sachen〉♦voorbeelden:eine böse Sache • een kwalijke zaakmit jemandem gemeinsame Sache machen • gemene zaak met iemand makendas ist keine große Sache • dat is een kleinigheiddas ist nur eine halbe Sache • dat is maar half werkharte Sachen • sterkedrankSachen gibts (die gibts gar nicht)! • hoe is het mogelijk!〈 informeel〉 mach Sachen! • wat vertel je me nou?sagen, was Sache ist • zeggen waar het op staatdas sind so Sachen • dat zijn zo van die dingendie Sache ist die, dass … • het is, zit zo dat …er versteht seine Sache • hij kent zijn zaakjesdas ist nicht jedermanns Sache • (a) dat valt niet bij iedereen in de smaak; (b) dat kan, ligt niet iedereen〈 informeel〉 mach keine Sachen! • doe (toch) niet zo stom!das ist nicht meine Sache • (a) dat is niet mijn zaak; 〈 ook〉 dat ligt niet op mijn weg • (b) dat is niets voor mijbei der Sache sein • er met zijn aandacht bij zijneine Sache für sich • een apart geval, een geval op zich(zelf)in eigener Sache • pro domo, voor zijn eigen persoon(tje)in Sachen der Moral • op het stuk van de moraalin Sachen A. gegen B. • in zake A. tegen B.zur Sache (gehören) • ter zake (doen)zur Sache kommen • ter zake, tot het thema (zelf) komen -
18 Sachwert
-
19 Schippe
Schippe〈v.; Schippe, Schippen〉1 〈 vooral Noord-Duitsland〉schop, schep3 〈informeel; schertsend〉pruillip, -mondje♦voorbeelden: -
20 Schrift
〈v.; Schrift, Schriften〉4 schriftuur, werk ⇒ geschrift, publicatie; verzoek-, bezwaarschrift♦voorbeelden:
- 1
- 2